2e zondag van de advent C - 2018

‘Het gebeurde in het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius. Pontius Pilatus was landvoogd van Judea, Herodes van Galilea, zijn broer Filippus van Iturea en Trachonitis, en Lysianas van Abilene. Annas en Kajafas bekleedden het hogepriesterschap.’

Zuster en broeders, zo begint de evangelielezing die we zonet hoorden, dus met de opsomming van de machthebbers toen Johannes de Doper de mensen opriep om zich te laten dopen tot vergeving van hun zonden. Dat is een heel herkenbare manier van vertellen van Lukas, de evangelist die we in de loop van het volgende jaar bijna elke zondag zullen horen: hij situeert personages als Johannes de Doper en vooral Jezus dus graag in de historische, sociale en politieke werkelijkheid waarin ze hun boodschap verkondigen.

En het zijn niet de minsten die hij opsomt. Vooreerst Tiberius, de tweede Romeinse keizer die, zoals zo goed als alle Romeinse keizers, van moord en doodslag een huismerk maakte. Dat deed ook Pontius Pilatus, zoals Jezus moest ondervinden. De Herodes die genoemd wordt is de zoon van die andere Herodes, de moordenaar van tientallen onschuldige kinderen, en zelf is hij de moordenaar van Johannes de Doper. Annas en Kajafas zijn de hogepriesters door wiens toedoen Jezus zal vermoord worden.

Het zijn dus vreselijke heersers, en mochten Johannes en Jezus vandaag leven, dan zou Lukas zeker dezelfde verhaaltechniek gebruiken. Dan zouden we dus horen: ‘Het gebeurde in het tweede regeringsjaar van president Trump. Poetin was heerser over Rusland, Xi Jingping over China, Erdogan over Turkije en Mohammed bin Salman over Saoedi-Arabië. Franciscus bekleedde het pausschap.’ En wellicht zou Lukas veel verder gaan, en zou hij ook IS, het moslimfundamentalisme, de miljoenen vluchtelingen en de burgeroorlogen vermelden. En in die wereld van heel veel ellende zou Johannes de Doper dus tot doop en bekering oproepen.

Maar wat is dat: bekering? Dat is niets anders dan leven naar Jezus’ enige gebod: ‘Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf.’ Probeer je eens voor te stellen dat we dat met z’n allen zouden doen: houden van God, van onszelf en van onze naasten. Dan was er geen onenigheid meer en geen ruzie, geen jaloersheid, geen leugen, geen bedrog, en zeker geen moord en doodslag. Alleen maar vriendschap, begrip, respect, eerlijkheid, bezorgdheid, niet alleen in ons eigen leven, maar in heel de wereld. Probeer je zo’n wereld eens voor te stellen: een wereld zonder de heersers die we vandaag kennen, zonder uitbuiting en onderdrukking, zonder oorlog en terrorisme, zonder het vreselijke misbruik van vrouwen en kinderen, zonder vluchtelingen. Een wereld van liefde en vrede. Daartoe roept Johannes de Doper op, daartoe roept na hem ook Jezus op. ‘Bekeer u, en geloof in de blijde boodschap’, zegt Jezus, en die boodschap is liefde, vrede en gerechtigheid.

Het zou goed zijn als we ons echt voor die boodschap zouden voor inzetten, en wel zozeer dat we in heel ons doen en denken zouden streven naar liefde en vrede. Dat we dus geen negatieve dingen meer zouden doen. Dingen zoals kwaadspreken en roddelen, alles en iedereen afbreken, nooit willen meewerken, niets of niemand respecteren. Het is maar een heel kleine opsomming, want er zijn zoveel dingen waarmee we onszelf, onze naasten en onze omgeving pijn kunnen doen. En er zijn ook zoveel eenvoudige dingen waarmee we wel kunnen pogen te leven naar dat ene gebod van Jezus. Dingen zoals vriendelijkheid, luisterbereidheid, hulpvaardigheid, vergevensgezindheid, goedheid. Het is opnieuw maar een heel kleine opsomming, want er is nog zoveel meer waarmee we naar dat ene gebod kunnen leven. Aandacht voor mensen in nood, bijvoorbeeld. ‘Samen tegen armoede’, zegt Welzijnszorg, met de nadruk op het feit dat vandaag in ons rijke Vlaanderen twintig procent van de kinderen in armoede leven. Armoede die hen soms al generaties achtervolgt, armoede waar ze niet uitraken en die hen in alles tegenhoudt. Twintig procent, dat is 1 op 5 die school loopt in de buitenbaan, zoals de affiche zegt. En daar brengt de slogan vandaag tegen in: ‘Als het van God afhangt, loopt geen enkel kind in de buitenbaan.’

Zusters en broeders, laten we meegaan met God. Laten we dus doen wat Johannes en Jezus ons vragen, en dat is: ons bekeren, zodat we de weg van God kunnen gaan. ‘Trek de mantel van Gods gerechtigheid aan’, zegt ook de profeet Baruch in de eerste lezing. Het zou goed zijn als we dat zouden doen, want dan zouden we er mee helpen voor zorgen dat niemand op de buitenbaan moet lopen, en dat iedereen de weg van liefde en vrede kan gaan, en dat is de weg van God zelf. Amen.